Als oprecht liefhebber van geschiedenis, ben ik ook een voorstander van tradities, en houd deze dan ook graag mee in ere. Een van die tradities die kenmerkend zijn voor Brabant en dus ook Tilburg, is het vieren van Carnaval.
Dus toen een paar maanden geleden een oude bekende vroeg of ik nog muziek arrangeerde voor carnavalsorkesten, kon ik volmondig aangeven dat dat inderdaad het geval was. Alleen hing daar wel een prijskaartje aan. Vanuit mijn kant gezien heel logisch, want ik kan tegenwoordig gelukkig stellen, dat ik niet bepaald om werk verlegen zit. Dus zal ook het schrijven voor carnaval hetzelfde moeten opbrengen als mijn werk voor muziektheater, harmonie-orkesten en andere opdrachtgevers. En iedereen die mij een beetje volgt, weet dat ik menig nootje op papier heb gezet voor het openbaar carnaval in Tilburg. Voor de Hofkapel, de Kruikenconcerten, de Kruikenviering, Kruikenstad in Koor, Zumme zinge met mijn eigen CV Confetti, diverse carnavalsorkestjes en laatst nog het verbroederingslied Wij zijn samen Gruun Oranje.
Maar in de loop der jaren heb ik ook iets anders geleerd. En dat is, dat je datgene wat je vast wilt houden, los zult moeten laten. En dat geldt dus ook voor tradities. En daarom kan ik me helemaal vinden in de oproep om vrouwen meer zichtbaar te maken in met name de zichtbare functies tijdens het carnaval. Het is nodig en onvermijdelijk voor de traditie dat vrouwen in Tilburg deel uit gaan maken van het gevolg van de Prins(es) van Kruikenstad, in de Raad van 11, in de Lijfwacht, in de Hofkapel en op andere functies.
Niet voor niks ben ik bezig met een muziektheaterstuk over een vrouw, die vocht om een plaats in de wetenschappelijk raad van de Sorbonne in het Parijs van begin 20e eeuw. Dat is namelijk iets waar ik absoluut in geloof, gelijke rechten voor man en vrouw. We zijn nu in het begin van de 21e eeuw, en daar wordt dus al veel te lang voor gevochten. Het is dus tijd voor resultaten van dat gevecht. Niet de strijd, maar de positieve uitkomst ervan, is de traditie van de toekomst.